inzichten uit het recente wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakt voor een professioneel en geïnteresseerd publiek

I.T.E.R.-Nieuwsbrief Volume 7 (4 - herfst)

Hoe kijken slachtoffers van kinderpornografie naar het misbruik van de beelden ?

Kris Vanhoeck


inleiding
Kinderpornografie (KP) is wereldwijd een ernstig probleem.   Volgens de wetgeving in de VS is KP de visuele afbeelding ... van seksueel expliciet gedrag met personen jonger dan 18 jaar.  Seksueel expliciet gedrag omvat handelingen zoals geslachtsgemeenschap, bestialiteit en masturbatie, evenals obscene afbeeldingen van de geslachtsorganen of schaamstreek.  Arrestaties voor KP-productie zijn tussen 2000 en 2009 meer dan verviervoudigd.  Leukfeldt, Jansen en Stol (2014) analyseerden 159 Nederlandse politiebestanden met betrekking tot afbeeldingen van misbruik en uitbuiting en constateerden dat bijna een kwart van de verdachten jonger was dan 24 jaar.  Van die groep was 35% jonger dan 18 jaar.  Er is weinig bekend over de gevolgen voor slachtoffers van voor KP-productie gefotografeerd of gefilmd geweest te zijn. 

Gewirtz-Meydan, Walsh, Wolak en Finkelhor (2018) stellen vast dat professionals op het terrein de term misbruikbeelden verkiezen, omdat kinderpornografie (KP) geen recht zou doen aan de slachtoffers.  Toch blijven de auteurs bij KP, omdat het in veel jurisdicties de wettelijke term is en omdat het een breder concept is dan misbruikbeelden.  De auteurs gebruiken ook de term ‘KP-overlevers’ (survivors’). 


vraagstelling
De meeste KP-overlevers werden niet ontvoerd of fysiek gedwongen maar werden gemanipuleerd tot samenwerking.  Ongeveer 1 op 4 is vrouw en op de afbeeldingen staan 10 keer meer blanke kinderen dan niet-blanke. In de meeste gevallen kennen slachtoffers de KP-producent (Tyler & Stone, 1985).  Silbert (1989) rapporteert over haar klinische ervaringen met 100 overlevers van KP en vermeldt dat de meesten hun dader kenden, druk voelden om mee te werken en achteraf geen aangifte deden.  Het gebrek aan controle over het online delen van de foto's en de publieke toegankelijkheid ervan zijn het moeilijkst om mee te leven (Canadian Center for Child Protection, 2017).  Over de eigen ervaringen van KP-slachtoffers is niet zoveel bekend.  

In de forensische therapiepraktijk zien we meer en meer donwloaders en verspreiders van KP.  Vaak denken ze dat er geen specifieke gevolgen voor overlevers zijn.  Het doel van Gewirtz-Meydan, Walsh, Wolak en Finkelhor (2018) was 1) kenmerken van het KP-misbruik te onderzoeken ; 2) nagaan of er sekseverschillen zijn ; 3) onderzoek naar de impact en reacties op de beelden nadat ze gemaakt zijn ; en 4) reflecties van de respondenten als volwassene.  


Ateret Gewirtz-Meydan, Wendy Walsh, Janis Wolak & David Finkelhor (2018).  The complex experience of child pornography survivors.
Een online vragenlijst werd via verschillende kanalen en organisaties aangeboden.  133 slachtoffers voltooiden de vragenlijst.  64% was vrouw, 33% man en 2% transgender.  Deelnemers varieerden in leeftijd van 18 tot 75 op het moment van de enquête (63% was 35 jaar of ouder).  Ongeveer de helft van de steekproef was getrouwd of woonde bij een partner (51%); een derde van de deelnemers was ongehuwd, nooit getrouwd. Meer dan de helft was afgestudeerd (64%). 

Voor de meeste respondenten waren de KP-beelden onderdeel van een langdurig seksueel misbruik, vaak beginnend toen ze nog vrij jong waren.  Dit bevestigt de bevinding van het Canadian Center for Child Protection (2017) dat 87% van het KP-misbruik begint vóór de leeftijd van 11 jaar.  Van 83% van de respondenten in deze studie werden voor het eerst beelden genomen toen ze 12 jaar of jonger waren.  Vrouwelijke respondenten hadden meer kans slachtoffer te worden van familieleden, mannelijke meer kans om slachtoffer te worden van kennissen.   Bijna de helft van de respondenten meldde dat ze wisten dat hun afbeeldingen op het internet werden gedeeld en bijna evenveel meldden dat ze het niet wisten.  Slechts een klein aantal werd gemeld bij de politie of bij kinderwelzijn en hiervan weer een klein aantal resulteerde in arrestatie of veroordeling van de daders.  Openbaarmaking wordt bemoeilijkt door dreigementen, chantage of fysieke mishandeling.  Ook het selectieproces van slachtoffers draagt bij tot de ambivalente gevoelens die slachtoffers hebben voor hun daders en kan onthulling bemoeilijken (Paine & Hansen, 2002). 

Bijna de helft van de respondenten meldde dat de beelden specifieke problemen veroorzaken die anders bovenop de gevolgen van het misbruik zelf komen.  Tijdens de misbruikperiode voelde de meerderheid van de KP-overlevenden zich beschaamd, schuldig of vernederd en maakten ze zich zorgen over wie de foto's zou zien en wat ze erover dachten.  Die constante angst wordt in de literatuur beschreven als een doorlopend slachtofferschap (Cassell & Marsh, 2015).  Misschien was voor sommigen ontkenning een manier om met deze angst om te gaan.  Ongeveer een derde van de respondenten gaf aan nooit met iemand, noch politie of hulpverleners over de beelden te hebben gesproken en 22% ontkende zelfs al enige tijd het bestaan van de beelden.  Dit staaft de bevindingen van Sjöberg en Lindblad (2002) dat sommige kinderen hun ervaringen ontkennen of minimaliseren, zelfs als het misbruik op beeld is vastgelegd.  Mannelijke respondenten hebben het nog moeilijker om met iemand over de beelden te praten.  Seksueel misbruik heeft vergelijkbare psychologische effecten op mannen en vrouwen, maar reacties op verspreiding van beelden als KP kunnen per geslacht verschillen (Ullman & Filipas, 2005).


Wat leren we hieruit ?
Bijna de helft van de respondenten vindt dat de beelden specifieke problemen of moeilijkheden veroorzaakten bovenop de problemen veroorzaakt door het misbruik zelf. 
Respondenten kregen de kans hun problemen en moeilijkheden op te schrijven.  Drie belangrijke thema's kwamen uit een kwalitatieve analyse naar voren.  Het eerste was schuld en schaamte, het tweede hun doorlopende kwetsbaarheid, en het derde thema was dat sommige overlevenden de beelden na verloop van tijd als bewijsmateriaal gingen zien voor wat hen was aangedaan.  De citaten zijn voor de beknoptheid van deze Nieuwsbrief soms ingekort.

* Schuld en schaamte waren de belangrijkste emoties waar de slachtoffers mee worstelden.  "Ik ging een filmster worden, ik was goed in wat ik deed, zeiden ze.  Ik schaamde me eerst niet, omdat ik beroemd zou worden.”  Overlevenden zijn er erg mee bezig hoe anderen hen beoordelen.  Ze vreesden niet geloofd of erkend te worden.  "We voelen ons vreselijk schuldig, ook als we weten dat we dat niet zijn.  We zijn bang dat andere mensen zullen denken dat we net zo slecht zijn als degenen die alles hebben georganiseerd ... ”  Veel respondenten schreven dat ze toen de consequenties niet begrepen.  “Ik realiseerde me niet dat het slecht was.  Als volwassene begrijp ik nu dat zowel de beelden als internet voor altijd blijven bestaan".  
Sommige legden hun medewerking uit als een overlevingsstrategie.  Ze wisten dat er camera's in de kamer hingen, maar ze waren bang of voelden zich bedreigd.  "Ik was me ervan bewust dat ik werd gefotografeerd (leeftijd 6-8j).  Om te overleven en het geweld te verminderen, deed ik alsof de anale penetratie leuk was.  Dit heeft nog veel problemen veroorzaakt.  Psychiaters en psychologen oordeelden later ook dat ik gelukkig, expressief en zonder tekenen van depressie was, net als in de ‘gelukkige’ kinderpornobeelden."
Schuldgevoelens waren verschillend voor de respondenten. Een deelnemer schreef dat hij leerde genieten van het misbruik, want het was de enige aandacht die hij als kind kreeg.  Anderen voelden zich liever schuldig dan machteloos.  “Er werden nog kinderen samen met mij gefilmd.  Het was mijn taak om hen te troosten.  Ik heb dat heel goed gedaan. Dat was heel belangrijk voor me.”  De term kinderpornografie helpt om beter te begrijpen wat er gebeurd was.  "Ik schaamde me, voelde me schuldig … en daarna besefte ik pas dat ik niets te maken had met die films. Dat het de volwassenen waren die beslisten, hoewel ze me het gevoel gaven dat ze deden wat ik wilde."

* Voortdurende kwetsbaarheid volgt uit het besef dat de beelden misschien nooit volledig verdwijnen.  Sommige deelnemers voelen zich opgejaagd.  Ze gingen het bestaan van de beelden ontkennen of leefden in constante angst over wanneer, hoe en of ze weer zouden opduiken.  "Zelfs na meer dan 30 jaar maak ik me zorgen dat de foto's kunnen terugkeren om mij of mijn familie te achtervolgen.”  Dit geeft hen het gevoel dat ze opnieuw slachtoffer worden.  Misbruik stopt uiteindelijk, maar beelden blijven circuleren en het voelt alsof het misbruik constant voortduurt.  "Hoelang zullen deze afbeeldingen nog circuleren ?  Wie heeft ze, hoe gebruiken zij die ?  Slachtofferschap gaat verder en ik heb er geen controle over.”
Sommige respondenten zijn constant bang dat beelden kunnen verschijnen bij mensen die ze kennen, bij familie of bij hun eigen kinderen.  Deze angst tast hun vermogen aan om het verleden los te laten.  Veel overlevenden worden dagelijks getriggerd door de angst herkend of ontmaskerd te worden.  "Wanneer iemand in de supermarkt me zegt dat hij me van ergens kent ... word ik bang dat hij beelden heeft gezien.  Ik weet niet hoe ik daarmee moet omgaan.”  Andere deelnemers zoeken actief naar foto's en proberen ze te vernietigen.  Enkele schreven dat ze hun aankopen vooral online doen, zodat ze niet moeten buiten komen.  "Ik kan me niet kandidaat stellen voor een openbare functie uit angst dat mijn foto daar rondgaat."
Overlevenden meldden dat ze lijden onder PTSS-symptomen.  Velen worden getriggerd door camera's en geluiden zoals van röntgenapparaten.  Anderen hebben dwanggedachten over plaatsen waar beelden zich kunnen opduiken.  “Ik ben bang voor camera’s en films, en ik haat het om foto's van mij te laten maken. Mijn kinderen hebben bijna geen foto's van mij.  Ik kan geen films met seks of geweld bekijken zonder bang te zijn.”  De onzekerheid over de beelden gaat gepaard met machteloosheid.  "Ik heb geen idee wat er met de foto's is gebeurd en het is erg verontrustend om je voor te stellen dat die foto's er nog steeds zijn en dat mensen er nog steeds naar kijken." 

* Het empowerende effect van de beelden is een derde thema.  “Er is ten minste een bewijs van al wat ik heb doorgemaakt !”  Overlevenden gaven aan hoe de beelden hun verhaal bevestigen.  Ze helpen om te begrijpen wat er gebeurde en om het geloof en vertrouwen in anderen te herwinnen.  Sommige overlevenden toonden de beelden aan hun therapeut en gebruikten ze als hulpmiddel bij het genezingsproces.  Ze hielpen sommigen om over misbruik te praten met familie en vrienden, nog voor de beelden ergens opdoken.  
De beelden hielpen ook om de daders voor de rechter te brengen.  Het was niet meer woord tegen woord, maar er waren ook bewijzen.  "Nu voel ik acceptatie en erkenning.  Het bewijsmateriaal leidde tot een veroordeling, dus ik ben tevreden. “ - "Op de een of andere manier vormen ze een bescherming tegen mijn daders.  Ik heb hen laten weten dat ik de foto's had en ze lieten me sneller met rust dan anderen die ik ken. '


gevolgen voor therapie
In therapie met downloaders van kinderporno komen gevolgen voor slachtoffers aan bod.  Cliënten denken soms dat er geen gevolgen zijn, omdat het misbruik al gebeurd is en de beelden er toch zijn.  Deze studie maakt het mogelijk met downloaders daarover te spreken.  Slachtoffers van KP ervaren extra trauma, omdat hun beelden eindeloos bekeken en gedeeld worden door mensen met een seksuele interesse in kinderen waarvan sommigen hen misschien bekend zijn. 

Kinderpornografie kan om vele redenen de indruk geven dat kinderen er vrijwillig en blijgezind aan meewerkten, bv. omwille van de wens om beroemd te zijn of het verlangen naar aandacht.  Bij de productie van deze beelden worden groomingtechnieken gebruikt als het aangaan of misbruiken van een vertrouwelijke relatie.  Sommige respondenten gaan gebukt onder schuldgevoelens, omdat ze worstelen met de vraag of ze zelf meer hadden kunnen doen om de beelden te voorkomen.

Ten tweede gaven respondenten aan dat het bestaan van de beelden voor hen een levenslange kwetsbaarheid betekent.  Zelfs jaren na het misdrijf waren overlevenden bang dat de beelden kunnen opduiken bij mensen die ze kennen, dat ze kunnen worden herkend of dat de beelden door mensen worden gebruikt bij masturbatie of om andere kinderen te groomen.  Veel respondenten zijn zich zeer bewust van de wereldwijde beschikbaarheid van het internet en daarom ervaren ze de wereld niet meer als een veilige plaats.  Het voelt of ze bij elke reis door iemand herkend kunnen worden.

Ten slotte is er het positieve, verrassende perspectief dat beelden ook bewijsmateriaal zijn dat kan leiden tot de arrestatie en veroordeling van daders, maar ook tot identificatie van slachtoffers, zodat ze zorg kunnen krijgen en zich burgerlijke partij kunnen stellen in een rechtszaak.  Dit heeft echter twee kanten, want daarvoor moeten slachtoffers hun verhaal ook weer vertellen in de rechtbank, bij politie enz…  en lopen ze het risico dat iemand kan suggereren dat ze lijken te glimlachen of er niet getraumatiseerd uitzien.


conclusie
Dit onderzoek probeerde de complexe ervaringen van KP-overlevenden te onderzoeken, hoe ze reageerden op de beelden en hoe ze hun leven beïnvloed hebben.  De bevindingen suggereren dat KP het trauma van seksuele uitbuiting nog verzwaart.  Dit benadrukt de noodzaak om KP-slachtoffers te identificeren, hun behoeften te leren kennen en hun unieke en complexe ervaring beter te begrijpen om hen te ondersteunen.  Het is van belang om deze ervaringen en gevolgen ook met downloaders te kunnen bespreken.


Gewirtz-Meydan, A., Walsh, W., Wolak, J., & Finkelhor, D. (2018). The complex experience of child pornography survivors. Child abuse & neglect, 80, 238-248.


literatuur
Canadian Centre for Child Protection (2017). Survivor’s survey. Retrieved from https://www.protectchildren.ca/pdfs/C3P_SurvivorsSurveyExecutiveSummary2017_en. pdf. 

Cassell, P. G., & Marsh, J. R. (2015). Full restitution for child pornography victims: The supreme court's paroline decision and the need for a congressional response. Ohio State Journal of Criminal Law, 13, 5–35. 

Leukfeldt, E. R., Jansen, J., & Stol, W. P. (2014). Child pornography, the internet and juvenile suspects. Journal of Social Welfare and Family Law, 36(1), 3–13.

Paine, M. L., & Hansen, D. J. (2002). Factors influencing children to self-disclose sexual abuse. Clinical Psychology Review, 22, 271–295. Retrieved from http://www.leadershipcouncil.org/docs/Paine2002.pdf.

Sjöberg, R. L., & Lindblad, F. (2002). Limited disclosure of sexual abuse in children whose experiences were documented by videotape. The American Journal of Psychiatry, 159(2), 312–314.

Tyler, T., & Stone, L. E. (1985). Child pornography: Perpetuating the sexual victimization of children. Child Abuse & Neglect, 9, 313–318.

Ullman, S. E., & Filipas, H. H. (2005). Gender differences in social reactions to abuse disclosures, post-abuse coping, and PTSD of child sexual abuse survivors. Child 
Abuse & Neglect, 29(29), 767–782.