inzichten uit het recente wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakt voor een professioneel en geïnteresseerd publiek

I.T.E.R.-Nieuwsbrief - Volume 9 (3 - zomer)

 Bestialiteit - een onderschat fenomeen


Nadège Rossignon
Kris Vanhoeck


inleiding
    Hoewel er in de bijbel al aanwijzingen van zoöfilie en bestialiteit te vinden zijn, hebben we geen betrouwbare informatie over de prevalentie van het gedrag of over de betekenis ervan. Academisch onderzoek is schaars omdat door dierenartsen en asielcentra niet over zoöfilie (seksuele interesse in of aantrekking tot een dier) en bestialiteit (opzettelijk gebruik van dieren voor seksuele doeleinden) gerapporteerd moet worden. De bestaande literatuur is sterk verouderd. In de jaren zestig gaf 17,7% van een groep zedendelinquenten, 14,7% van andere gedetineerden en 8% van een controlegroep aan seksuele handelingen met dieren te hebben gepleegd. Bijna veertig jaar gingen voorbij tot tussen 2003 en 2008 opnieuw drie studies werden gepubliceerd. Gemiddeld 43% van de zedenplegers in deze studies meldde seksuele handelingen met dieren, wat aanzienlijk hoger is dan eerder gemeld.


Vraagstelling
    In de jaren 1970 beweerde de wereldberoemde seksuoloog John Money nog dat zoöfiele gedragingen meestal van voorbijgaande aard zijn en zich voordoen wanneer er geen andere seksuele uitlaatklep beschikbaar is. Miletski (2001) ondervroeg 93 zoöfielen (82 mannen en 11 vrouwen). 12% van haar steekproef had seks met dieren omdat er geen menselijke partner beschikbaar was en slechts 7% was te verlegen om seks te hebben met mensen. Voor alle 11 vrouwen was seksuele aantrekking de belangrijkste reden en voor 7 vrouwen was die aantrekking gegroeid uit liefde en genegenheid voor het dier. Studies in de brede populatie gepubliceerd tussen 2002 en 2016 geven aan dat het vooral om blanke mannen gaat, in de leeftijd van 16 tot 78 jaar, van wie de meesten betaald werk hebben en in een partnerrelatie zijn of geweest zijn. Dieren die het vaakst misbruikt werden, zijn honden, paarden, geiten, katten, boerderijdieren en gevogelte, gevolgd door dieren in het wild en exoten. Uit recenter onderzoek blijkt dat seksueel dierenmisbruik ook samenhangt met seksueel misbruik op mensen (Levitt, Hoffer & Loper, 2016). Edwards (2019) wil op zoek gaan naar betrouwbare en verifieerbare gegevens en analyseerde daarvoor 456 aan bestialiteit gerelateerde arrestaties in de Verenigde Staten gedurende een periode van 40 jaar.


Jenny Edwards (2019). Arrest and Prosecution of Animal Sex Abuse (Bestiality). Offenders in the United States, 1975–2015
    Edwards gaat eerst op zoek in de ruime literatuur naar vermeldingen van dierenmisbruik. Ze vindt studies die bestialiteit in verband brengen met immense wreedheid, interpersoonlijk geweld en seksuele homicide. In ten minste drie studies werd een verband gevonden tussen seksueel misbruik van dieren en van mensen. Er zijn aanwijzingen dat mensen die kindermisbruikbeelden bekijken, ook dierenpornografie bezitten of bekijken (d.w.z. afbeeldingen van een dier dat seksueel wordt misbruikt). Er is weinig bekend over mensen die dierenporno maken en verspreiden, maar onderzoekers vonden wel dat van een groep veroordeelde kindermisbruikbeeldgebruikers binnen de vijf jaar na de vrijlating 15% dierpornografie had verzameld (Seto & Eke, 2015). Japanse anime-afbeeldingen en -verhalen bevatten vaak dierlijke karakters in een geseksualiseerde context. Een recent opkomende vorm van seksueel gemotiveerde dierenmishandeling is zoösadisme of dierenmarteling, ook wel ‘crush'- of ‘squish’-porno genoemd. Crushfetisjisme is een parafilie waarbij een persoon seksueel opgewonden raakt door het pletten van kleine voorwerpen of kleine dieren (zoals katjes of konijnen) of door het bekijken van beelden.

In het artikel komt de VS-wetgeving ter sprake. In België waren ontuchtige handelingen met dieren tot 2006 niet strafbaar als zedendelict. Het Hof van Beroep van Antwerpen oordeelde toen dat er een lacune was en sinds 23 juli 2007 is het strafbaar in België om seks te hebben met dieren ingevolge de dierenwelzijnswet. In tegenstelling tot Nederland bestaat er in België geen wet die dierenporno expliciet strafbaar stelt. In Denemarken bestonden er dierenbordeels tot de wetgeving in juli 2015 seks met dieren strafbaar stelde. Op dit moment zijn er nog een aantal landen waar zoöfilie legaal is, waaronder Brazilië, Mexico, Thailand, Finland, Hongarije en Roemenië.

Edwards (2019) wil de omvang van de geregistreerde bestialiteit in de Verenigde Staten in kaart brengen door elke arrestatie vanaf 1950 waarbij ze van een brede definitie uitging: elk opzettelijk seksueel contact met een dier of assistentie erbij, of dwang uitoefenen opdat een andere persoon de handeling zou plegen ; de productie, het bezit of het delen van misbruikbeelden met dieren ; of ten slotte het aanmoedigen of promotie maken van seks met dieren. Edwards zocht in vonnissen, arrestatierapporten en rechtbankverslagen die online of op schriftelijk verzoek beschikbaar waren (177 gevallen), in mediaberichten (142 gevallen) en criminaliteitsdatabanken (114 gevallen) en op internet via zoektermen als bestialiteit (23 gevallen) of in totaal 456 verschillende volwassen daders. Ze waren voornamelijk mannelijk (86%) en varieerden tussen 18 tot 82 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar. Vrouwen waren goed voor 14% van alle daders, variërend in leeftijd van 18 tot 61 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 34 jaar.

Opvallend is het hoge aantal vrouwelijke daders en het gegeven dat ze iets jonger zijn dan mannen. Het aantal gearresteerde vrouwen steeg overigens in de laatste jaren van het onderzoek (2012-2014). Van de 63 vrouwen waren er 40 die de feiten samen met een man pleegden (65%). De helft van alle plegers (n 241, 52,9%) had een eerder strafrechtelijk verleden. Onder hen had 33% een seksuele veroordeling voor feiten op kinderen of volwassenen ; 26% had al eerder feiten van dierenmishandeling of bestialiteit begaan ; 27% eigendomsdelicten ; 19% voor middelengerelateerde ; 16% voor interpersoonlijk of huiselijk geweld ; en ten slotte (opvallend) 11% had een eerdere veroordeling voor kinderpornografie. Mannen met een eerdere arrestatie voor dierlijk seksueel misbruik hadden bijna vier keer meer kans om deze misdaad te herhalen vergeleken met wie daarvoor geen eerdere arrestaties had.

Bij 34 plegers was er melding van een parafilie (7,5%), bij een derde multiple parafilieën. De meest voorkomende was coprofilie/urofilie (n=7), gevolgd door voyeurisme (n=5). Exhibitionisme werd niet vermeld als parafilie, hoewel verschillende daders meermaals gearresteerd waren voor handelingen in openbare gelegenheden, waaronder één die seks had met een dode hond in het volle zicht van een kinderdagverblijf.

Honden waren de meest voorkomende slachtoffers, gevolgd door paarden, boerderijdieren (bijv. runderen, geiten, kippen en varkens) en andere soorten (bijv. reptielen, wilde dieren, katten en vogels). De meeste arrestaties betroffen één enkel dier (84%) en ze leefden dan ook meestal samen met of waren bekend bij de dader (73%). Bij 50 arrestaties had de dader naast met een dier tegelijkertijd ook seks met een kind of een niet-instemmende volwassene. 30 daders hadden zelf geen seks met een dier, maar dwongen een kind (n=25) of een volwassene (n=5) om dit te doen. Veel incidenten werden gefilmd en vervolgens gepost op het internet. Bij 25 arrestaties (5,5%) werd dierenporno gebruikt om een minderjarige te groomen.


wat leren we hieruit
    Er bestaat niet één bestialiteitsprofiel. Aggrawal (2011) leidde uit de wetenschappelijke en klinische literatuur 10 types af (zie bijlage hieronder). Edwards bakent drie groepen af op basis van de politiedossiers : de dader heeft seksueel contact met een dier of wilde dat hebben (direct) ; de dader faciliteerde het misbruik of dwong iemand ertoe (indirect) ; de dader bekeek dierpornografie (noncontact).

Direct contact kan veel handelingen omvatten : seksueel aanraken van een dier (geslachtsdelen, anus of mond) met of zonder penetratie of penetratie door het dier bij de dader. Het contact kan gewelddadig zijn, met in 34 gevallen zelfs de dood tot gevolg. Er waren ook vier daders die een dood dier misbruikt hadden. 28% van de daders waren veelplegers die seks hadden met meerdere dieren of meerdere feiten over een langere periode.

Bij 47 arrestaties (10%) liet de dader iemand anders het dier misbruiken. In 16 gevallen werden zo kinderen indirect seksueel misbruikt ; in 8 gevallen ging het om volwassenen die geen geldige toestemming konden geven (mentale beperking of onder verdoving). 16 indirecte daders filmden andere volwassene bij het plegen van bestialiteit. In enkele gevallen kwam het tot verplettering (crushing) en foltering voor het seksuele plezier van de dader. Soms werden acteurs en regisseurs betaald door de gearresteerde dader die de beelden via webcam volgde of op video opnam. Bij 157 arrestaties (34%) was er sprake van dierenporno. 155 van deze daders was de politie op het spoor gekomen via andere onderzoek naar andere seksuele misdrijven (vooral het bezit van kinderporno).

Edwards geeft nog een overzicht van het gerechtelijk vervolg dat de arrestaties gekregen hebben. Slechts 29% resulteerde uiteindelijk in vervolging en veroordeling.


gevolgen voor therapie
    Edwards stelt vast dat er sinds 2004 een plotse stijging is in het aantal arrestaties. Er kunnen veel elementen daarin een rol spelen, een ervan is de algemene toegankelijkheid van internet. Verschillende onlinegemeenschappen richten zich naar mensen met seksuele interesse voor dieren. Geïnteresseerden ontmoeten er elkaar, moedigen het misbruik aan en delen informatie over hoe je te werk moet gaan. Hoewel 46% van alle daders in dit onderzoek ook seksuele feiten naar kinderen of volwassenen hebben gesteld, kunnen we daaruit niet afleiden dat seksueel misbruik van dieren een risicofactor of indicator is voor misbruik op mensen. Sommige beschuldigingen kwamen tot stand, omdat kindermisbruikers zelf aangaven in het verleden dieren te hebben misbruikt. Maar andere zedendelinquenten bleken tijdens hun proeftijd onder voorwaarden voor het eerst seksueel misbruik te maken van een dier.

De Amerikaanse wetten die bestialiteit verbieden, zijn zeer divers. Ze weerspiegelen verschillende visies op dierenmisbruik : is het een vorm van dierenmishandeling, is het aanranding, is het een inbreuk op de goede zeden; of is het een algemene criminele daad. In het algemeen waren de straffen het strengst wanneer de feiten als een antisociale daad werden behandeld en het minst streng indien het als dierenmishandeling .

Van de 456 gearresteerden werd maar bij 23 (5%) een specifieke forensische evaluatie uitgevoerd. Er is dus nog weinig geweten over onderliggende aandoeningen die mogelijk van invloed zijn geweest op het crimineel gedrag of die van belang zou kunnen zijn bij een behandeling. Edwards vond in de gebruikte dossiers ook weinig aanwijzingen voor gerechtelijke opvolging of behandeling.


conclusie

    Seksueel misbruik van dieren is een ernstig probleem en verdient zowel aandacht als een geweldsdelict als een vorm van aanranding. Dat bijna de helft van de onderzochte arrestanten ook seksueel misbruik tegen kinderen of volwassenen pleegde, vraagt meer onderzoek en betere delictregistratie. Politie, sociale diensten en dierenartsen moeten dierenleed beter in kaart brengen en linken met andere delicten. Er moet een consistente wetgeving zijn. Bestialiteit is een breder en geschakeerder probleem dan gedacht. Onderzoek naar de achtergrond en seksuele motivatie van daders is nodig. Forensische evaluaties zijn belangrijk bij het opsporen en veroordelen van bestialiteit en bij het voorspellen van recidivegevaar.. Behandelaars moeten ook meer op het thema durven doorvragen.


literatuur

Edwards, M. J. (2019). Arrest and prosecution of animal sex abuse (bestiality) offenders in the United States, 1975-2015. The journal of the American Academy of Psychiatry and the Law, 47(3), 335-346.


Aggrawal, A. (2011). A new classification of zoophilia. Journal of Forensic and Legal Medicine, 18(2), 73-78.

Levitt, L., T.A. Hoffer & A.B. Loper (2016). Criminal histories of a subsample of animal cruelty offenders. Aggression and Violent Behavior, 30, 48–58

Miletski, H. (2001). Zoophilia—Implications for therapy. Journal of Sex Education and Therapy, 26(2), 85-89.

Seto, M.C. & A.W. Eke (2015). Predicting recidivism among adult male child pornography offenders: development of the Child Pornography Offender Risk Tool (CPORT). Law & Human Behavior, 39, 416–429


Bijlage : typologie van zoöfielen

In 2011 publiceerde dr. Anil Aggrawal een uitgebreide typologie van zoöfilie in het Journal of Forensic and Legal Medicine.  Hij beschrijft 10 verschillende zoöfiele basistypen :

1. Mens-dier rollenspelers – degenen die nog nooit seks met dieren hebben gehad, maar seksueel opgewonden worden door seks te willen met mensen die doen alsof ze dieren zijn.

2. Romantische zoöfielen – degenen die dieren houden als huisdier als een manier om psychoseksueel gestimuleerd te worden zonder dat er eigenlijk enige vorm van seksueel contact met hen plaatsvindt.

3. Zoöfiele fantaseerders – degenen die fantaseren over het hebben van seksuele omgang met dieren, maar het nooit daadwerkelijk doen.

4. Tactiele zoöfielen – degenen die seksuele opwinding ervaren door het aanraken, strelen of knuffelen van dieren of hun geslachtsdelen, maar eigenlijk geen geslachtsgemeenschap hebben met dieren.

5. Fetisjistische zoöfielen – degenen die verschillende delen van dieren (vooral bont) gebruiken als erotische stimuli als een cruciaal onderdeel van hun seksuele activiteit (meestal masturbatie).

6. Zoösadisten – degenen die seksuele opwinding afleiden uit het martelen van dieren, maar geen geslachtsgemeenschap met het dier heeft.

7. Opportunistische zoöseksuelen – degenen die normale seksuele ontmoetingen hebben, maar seksuele omgang met dieren kunnen hebben, als de gelegenheid zich voordoet.

8. Regelmatige zoöseksuelen – degenen die liever seks met dieren dan seks met mensen hebben (maar in staat zijn om seks te hebben met beiden). Zij kunnen een breed scala aan seksuele handelingen met dieren hebben en houden van dieren ook op een emotioneel niveau.

9. Zoönecrofielen – degenen die dieren willen doden om seks met hen te hebben. Hoewel ze in staat zijn om seks te hebben met levende dieren, is er een onverzadigbaar verlangen naar seks met dode dieren.

10. Exclusieve zoöseksuelen – degenen die alleen seks met dieren hebben, met uitsluiting van menselijke seksuele partners.