inzichten uit het recente wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakt voor een professioneel en geïnteresseerd publiek

I.T.E.R.-Nieuwsbrief Volume 1(lente), mei 2012

De effectiviteit van internetbegrenzing
voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag


Wouter Wanzeele


Inleiding
Sinds het ontstaan van het internet hebben zich tal van vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag via dit kanaal (verder) ontwikkeld. We denken dan aan exhibitionisme via de webcam, het downloaden en verspreiden van foto’s van kindermisbruik, grooming,.. Internet is vandaag moeilijk weg te denken uit het dagelijkse leven. Toch kan de toegang tot internet voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag problematisch zijn.
Op vraag van heel wat cliënten die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden, is I.T.E.R. op zoek gegaan naar een aantal hulpmiddelen om het internet te begrenzen. Het gaat meer specifiek om softwareprogramma’s die het surfen naar porno, foto’s van kindermisbruik, chatwebsites,… onmogelijk maken of op zijn minst beperken. Is het gebruik van deze programma’s zinvol?


Vraagstelling
Of het gebruik van internetbegrenzing zinvol is, brengt ons onmiddellijk bij de vraag naar de effectiviteit ervan voor hervalvoorkoming. Kan zo’n internetbegrenzing dé oplossing zijn of kent het een aantal beperkingen? Welke doelen worden er aan internetbegrenzing gekoppeld? Is het bruikbaar voor alle plegers? Gaat het vooral om verbieden van websites of eerder om toelaten van welbepaalde? Vanuit een primaire preventiegedachte kunnen we ons afvragen of er tevens een maatschappelijk nut is?
Daarnaast roept internetbegrenzing ook ethische vragen op. Mag je iemand zomaar beperken in het gebruik van internet? En als een derde een rapportje ontvangt van je internetgedrag, behoort dit niet tot de privésfeer? Internetbegrenzing lokt dus een debat uit waarbij twee rechten kunnen botsen: het recht op privacy en het recht om als kind niet seksueel te worden uitgebuit en/of misbruikt.
Om de effectiviteit van internetbegrenzing te achterhalen, dienen we een blik te werpen op het bestaande onderzoek. In tal van landen worden dergelijke programma’s gebruikt en/of getest. Het gebruik van die programma’s is gedifferentieerd. Zo zullen in bepaalde gevallen justitiële instanties dit opleggen, waar het elders vrijwillig wordt ingezet. Ook de technische aspecten van programma’s die het internet begrenzen zijn uiteenlopend, met onder andere een opdeling in software en hardware. Ondanks verschillen in werking en gebruik, kunnen we een aantal vragen en vaststellingen bij internetbegrenzing generaliseren uit de bestaande voorbeelden.
In deze nieuwsbrief doen we dit op basis van een onderzoek naar de effectiviteit van filters via internet service providers die materiaal van kindermisbruik ontoegankelijk maken.


Artikel :  Eneman, M. (2010). Internet service provider (ISP) filtering of
child-abusive material: A critical reflection of its effectiveness.
Deze studie gaat na of het gebruik van filters via internet service providers effectief is op vlak van preventie van en controle op toegang tot materiaal van kindermisbruik. Bij de analyse die de auteur maakt, wordt naast literatuur beroep gedaan op een kwalitatieve studie via bevraging (semi-gestructureerde interviews) van 15 plegers, veroordeeld voor kinderporno. Het gaat in deze studie om een vorm van vrijwillige internetbegrenzing, gezien de hoofdfunctie van internet service providers net het voorzien van het internet is en er dus een keuze bestaat om al dan niet via de provider internet te voorzien.
Zoals eerder aangegeven is internetbegrenzing echter niet eenduidig. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende 3 vormen:
• Inclusion filtering: aanvaardbare en toegestane websites zijn toegankelijk (witte lijst)
• Exclusion filtering: onaanvaardbare en niet toegestane websites zijn niet bruikbaar (zwarte lijst)
• Content analysis: websites worden al dan niet toegestaan op basis van een analyse via voorgedefinieerde criteria.
Vooral de laatste vorm kent recent meer opgang. Om de effectiviteit te meten is het zinvol eerst stil te staan bij de doelen van internetbegrenzing van materiaal van kindermisbruik. De auteur omschrijft de volgende doelen:
• Voorkomen dat kinderen opnieuw slachtoffer worden
• Voorkomen dat er illegale verspreiding van materiaal en documenten plaatsvindt
• Voorkomen dat er illegaal misbruikmateriaal wordt vertoond en het terugdringen van de schade voor de algemene bevolking via publieke informatie over de omvang van het probleem
• Voorkomen van toegang tot materiaal van kindermisbruik en dus de ‘markt’ inperken, wat een verminderen van de nood voor nieuwe productie inhoudt.
Deze studie gaat na of men deze doelen ook effectief kan bereiken met het gebruik van internetbegrenzing via internet service providers. De resultaten geven aan dat er zowel effectieve als ineffectieve elementen aan deze internetbegrenzing zijn verbonden.
Wat internetbegrenzing niet effectief maakt, is grotendeels te verklaren door het gegeven dat de huidige vormen van internetbegrenzing omzeilbaar zijn. Plegers geven aan via technologische en sociale strategieën toch toegang te kunnen vinden tot de afgeschermde internetdomeinen. De auteur suggereert om meerdere types van ICT te combineren en nieuwe technologieën te onderzoeken om de effectiviteit te vergroten. Er is nog steeds veel verspreiding van materiaal van kindermisbruik ondanks het bestaan van deze vormen van internetbegrenzing. De ‘markt’ blijft dus bestaan. Internationale samenwerking zou hier meer effect kunnen opleveren.
Effectiviteit van internetbegrenzing wordt wel bereikt op vlak van algemene preventie voor het brede publiek. Met internetbegrenzing is het immers moeilijker om het verboden materiaal te vinden (zonder intentie). Daaruit volgt dat men het materiaal van kindermisbruik minder afspeelt en dat kinderen bijgevolg minder opnieuw slachtoffer worden van het bestaande materiaal.


Wat leren we hieruit ?
Het effect van internetbegrenzing kent dus zijn beperkingen. Uit de bovenstaande studie kunnen we concluderen dat er een bepaalde motivatie dient te zijn bij de persoon die internetbegrenzing gebruikt. Iemand die een dergelijk programma als verplichting ziet en dit wil omzeilen, vindt mits de gepaste vaardigheden de weg naar het begrensde materiaal.
Een volledig verbod op internet ervaren plegers echter als straffend en werkt contraproductief (Elliot et al., 2010). In die zin kan een positief gebruik van internet een meerwaarde van internetbegrenzing betekenen. De pleger heeft toegang tot het internet via een aantal beschikbare websites of het verbod op onaanvaardbare websites. Dit kan de pleger toelaten om op een gezonde manier het internetgebruik terug op te nemen.
Uit dit en ander onderzoek (Elliot et al., 2010) blijkt dat plegers zelf ook de beperking van internetbegrenzing aangeven, zoals de omzeilbaarheid, als ook een te sterke begrenzing. Daarnaast duiden ze ook op mogelijke effecten, zoals het gevoel van verantwoordelijkheid op te nemen. Ze kunnen immers tonen dat ze er in slagen om niet te hervallen.
Mogelijk zijn er nog andere effecten. Eén van de cliënten bij I.T.E.R. drukte het als volgt uit: “Via de waarschuwing die ik op mijn scherm krijg, ben ik me telkens opnieuw bewust dat ik een risicovolle stap neem”. Die bewustwording van het eigen gedrag kan zo de meer impulsieve en compulsieve stappen naar onaanvaardbaar materiaal remmen. In die zin kan de conclusie uit het onderzoek van indirecte gevolgen (minder afspelen van materiaal van kindermisbruik) ook voor de groep van plegers gelden die hierbij worden geremd en/of verantwoordelijkheid willen opnemen.
Als algemene conclusie onthouden we op basis van de studie dat internetbegrenzing kan helpen bij mensen die een vraag hebben naar hulp bij hun probleem. Voor het brede publiek heeft dit een groter effect gezien de intentie minder aanwezig is om materiaal van kindermisbruik op te zoeken. Dit betekent echter niet dat ontstaansgronden van de problematiek hiermee worden aangepakt. Voor het brede publiek en voor mensen met een problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag kan het wel bijdragen tot een gezond en verantwoordelijk internetgebruik. Dit is bij de laatste groep bevorderlijk voor hervalvoorkoming.


Wat zijn de gevolgen voor therapie ?
In therapie kan je internetbegrenzing aanbevelen aan cliënten die problemen ervaren met hun internetgebruik. Het hoeft niet per se te gaan om gebruik van strafbaar materiaal. Bijvoorbeeld naar porno surfen met een hoge frequentie kan ook problematisch (‘ongezond’) zijn. Bij I.T.E.R. bestaat er sinds kort de mogelijkheid om enige duiding en oefening met programma’s1 van internetbegrenzing te ontvangen.
Zo’n programma biedt een aantal functies aan. Het programma dat I.T.E.R. voorstelt:
• beperkt de toegang tot bepaalde websites of laat slechts enkele toe
• filtert en blokkeert websites op basis van URL gegevens en sleutelwoorden
• beperkt de tijd om internet te gebruiken (per dag), bijvoorbeeld op een vast tijdstip
• houdt bij welke websites de cliënt heeft bezocht en wat hij of zij heeft bekeken/gelezen
• kan een rapport van het internetgebruik bijhouden en/of verzenden naar een persoon die het internetgebruik van de cliënt opvolgt.
We leerden uit de studie dat het geen zin heeft dit instrument als verplichtend in te zetten. De cliënt bespreekt met de therapeut of een dergelijk programma helpend kan zijn. Wanneer de cliënt hiervoor kiest, wordt het programma bij I.T.E.R. geoefend. De cliënt – en eventueel een persoon uit de omgeving – gaan er verder mee aan de slag. I.T.E.R. fungeert bijvoorbeeld niet als ontvanger van de rapportage. Op vraag van de cliënt zijn ervaringen met het programma wel bespreekbaar in therapie.
Voor therapie ligt de meerwaarde in het verder bespreekbaar maken van het probleem. De kennismaking met het programma en het oefenen ervan, daagt personen uit om na te denken over hun probleem. Gezien het instrument vrij veel technische opties heeft, wordt nagedacht en besproken wat wel en niet wenselijk is in het huidige internetgebruik. Dit is individueel verschillend en moet dus in gesprek op de noden van de cliënt worden afgestemd. Is het bijvoorbeeld moeilijk om het internetgebruik te beperken in tijd? Of is chatten een risico om minderjarigen te ontmoeten? Is het belangrijk voor werk of hobby bepaalde websites te kunnen bereiken?
Zo kunnen we de hulpvraag verder uitdiepen en verwerft de betrokken persoon meer inzicht in het probleem. Om beschermende factoren voor hervalvoorkoming niet in te perken, kunnen we daarenboven een gezond en verantwoordelijk gebruik van het internet stimuleren.


Voetnoten:
1. Voor meer informatie omtrent de programma’s van internetbegrenzing kan u contact opnemen met I.T.E.R.




Eneman, M. (2010). Internet service provider (ISP) filtering of child-abusive material: A critical reflection of its effectiveness. Journal of Sexual Aggression, 16(2), 223-235.


Elliot, I.A., D. Findlater & T. Hughes (2010). Practice report: A review of e-Safety remote computer monitoring for UK sex offenders. Journal of Sexual Aggression,16(2), 237-248.