Een
hulplijn voor mensen met pedofiele gevoelens
Kim
Gykiere
Kris
Vanhoeck
inleiding
Een man vertelde een tijd geleden in
een krant dat hij zo lijdt onder zijn pedofiele gevoelens en de sociale
uitsluiting die daaruit volgt, dat hij voor euthanasie wil kiezen. Child Focus reageerde hierop door het idee
van een hulplijn voor pedofielen te lanceren.
Zo’n lijn bestaat al in het Verenigd Koninkrijk (VK), Ierland, Finland
en Duitsland, maar natuurlijk ook in Nederland.
Jules Mulder van Stop it Now!-Nederland stelde het Nederlands model op
de I.T.E.R.-studiedag in 2013 voor.
Bedoeling van zo’n hulplijn is om het risico op seksueel misbruik te
beperken door mensen die seksuele gedachten, gevoelens of impulsen hebben ten
aanzien van kinderen een laagdrempelige instap naar de hulpverlening te bieden
en zo kinderen beter te beschermen.
vraagstelling
Meer en meer stemmen gaan op om
seksueel misbruik als een probleem van algemene volksgezondheid te benaderen
(ATSA, 2011). Dit maakt het onder andere
mogelijk om meer in termen van preventie te denken. Hulplijnen voor mensen met pedofiele
gevoelens passen in zo’n model. Stop it
Now! Verenigd Koninkrijk en Ierland en Stop it Now! Nederland bieden aan
iedereen die bezorgd is, toegang tot informatie, advies, ondersteuning en
begeleiding om te voorkomen dat het effectief tot misbruik komt. In essentie
bieden de Stop it Now!-programma’s een anonieme telefoon-, e-mail- en chat-hulplijn en een
verwijsmogelijkheid naar vervolgtherapie.
Dankzij een Europese subsidie konden deze hulplijnen geëvalueerd
worden. Dit past in een Europese
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad (2011) die lidstaten verplicht
om preventieve hulpvormen aan mensen met pedofiele gevoelens aan te bieden. Recent publiceerde de onderzoeksgroep zijn
bevindingen en presenteerde de resultaten op een conferentie in Londen (Stop it
Now, 2014). Dit keer in de I.T.E.R.-nieuwsbrief
dus geen bespreking van een tijdschriftartikel, maar wel van een
onderzoeksrapport. I.T.E.R. was ook
aanwezig op de conferentie in Londen.
artikel : Stop
it Now (2014). A public health approach
to tackling child sexual abuse: Research on Stop it Now! UK and
Ireland and Stop it Now! Netherlands
De
Britse en Nederlandse hulplijn bieden elk telefonisch onthaal en eerste opvang
en aansluitend een eventuele verwijzing naar gespecialiseerde
hulpverlening. In het Verenigd
Koninkrijk voorziet de Lucy
Faithfull Foundation en in
Nederland de poliklinieken van de Waag in die gespecialiseerde
vervolghulp. Beide hulplijnen zien zich
als een onderdeel van een bredere preventie-
en voorlichtingscampagne voor een verbeterde herkenning van en reactie op
seksueel misbruik van kinderen.
De
studie bestond uit vier fasen: sleutelfiguren uit de organisaties achter de
hulplijnen interviewen, daarna hulplijngebruikers (interviews en
vragenlijsten), een analyse van de kosten en potentiële voordelen in de twee
landen, en dit resulteerde ten slotte in een Toolkit voor projecten die
zelf een preventieve hulplijn willen oprichten.
In de studie worden een aantal thema’s geëvalueerd.
* Sensibilisering: hoe bereikt men potentiële
gebruikers best ? In het VK werd 34% van de
gebruikers verwezen door de politie en 19% vonden de weg via de website van
Stop it Now zelf. In Nederland waren de
spotjes op tv, radio en in de gedrukte media het meest succesvol.
* Profiel van gebruikers: wie belt ? 56% van de oproepen in het VK betrof bezorgdheid
over de eigen seksuele gevoelens of gedragsimpulsen. In Nederland was dat bij 41% van de oproepen
het geval, maar daarbij was een grotere groep bellers die aangaf nog nooit iets
strafbaars te hebben gedaan. Ongeveer
een derde van de oproepen kwam in beide landen van “andere personen” die zich
zorgen maakten over iemand met pedofiele neiging in hun omgeving of om een
concreet kind in gevaar. De rest van de
bellers waren hulp- en dienstverleners.
* Hoeveel nood is er? Geen van beide hulplijnen heeft een 24-uurs
hulplijn. In het VK bestond de
mogelijkheid om het aantal gemiste oproepen te registreren. In 2013 waren dat er gemiddeld 2199
per maand. In de eerste maanden van 2014 steeg dit tot
meer dan 3000 gemiste oproepen per maand.
* Tevredenheid? Gebruikers in beide landen geven aan veel
belang te hechten aan : kwaliteitsvolle
en gespecialiseerde informatie en adviezen ; anonimiteit en vertrouwelijkheid ;
een professionele houding bij de staf.
* Wat helpt om misbruik te
voorkomen? In het VK ervaren gebruikers als hulpvol om
risicovol gedrag beter te leren herkennen en ook de wetgeving daaromtrent (bv.
kinderporno) ; om te leren dat gedragsimpulsen te controleren en te vermijden
zijn ; om technieken te leren hoe gedrag kan veranderd worden ; om verbanden
tussen een pedofiele problematiek en gevoelens van onrust en nood te
begrijpen. In Nederland gaven gebruikers
aan dat ze hun seksuele gedachten, gevoelens en gedragsimpulsen beter hadden
leren begrijpen en dat ze ze daardoor beter konden controleren.
wat
leren we hieruit
Het is interessant om naar de
verschillen tussen de twee onderzochte landen te kijken. Beide landen hebben een andere wetgeving en
er is een verschillende gevoeligheid bij het brede publiek. De media gaan immers anders om met berichten
over pedofilie in het VK waar de publieke gevoeligheid veel hoger ligt dan in
Nederland. Het mediabudget dat Stop it
Now-Nederland ter beschikking had en dat goed opgebracht heeft (tv- en
radiospotjes, advertenties in kranten en tijdschriften), zou dus wellicht niet
op dezelfde manier gewerkt hebben in het VK.
Qua
wetgeving is er tussen de twee landen een verschil in privacy en
beroepsgeheim. De Nederlandse situatie
is vergelijkbaar met de Belgische waarbij therapeuten een beroepsgeheim hebben
over misbruikfeiten uit het verleden, indien er geen aanwijzing is voor een
acuut gevaar op recidive. Dit lijkt een
therapeutische situatie te vergemakkelijken waarbij cliënten hun therapeut
vertrouwen om hulp te zoeken.
De
onderzoekers sommen ten slotte nog enkele aanbevelingen op. Ze vertrekken van de vaststelling dat
spaarzame middelen zo efficiënt mogelijk moeten worden ingezet en anderzijds
dat potentiële bellers over een drempel
van angst en schaamte moeten geholpen worden.
- een hulplijn moet begeleid
worden door een sensibiliseringscampagne dat het stigma rond pedofiele
gevoelens aan durft te spreken en hoop geeft dat hulp kan baten
- daarom moet een hulplijn
passen in een preventiecampagne die vertrekt van een model van volksgezondheid
en een breed aanbod realiseert
- duidelijkheid en transparantie
over de mogelijkheden van anonieme en vertrouwelijke hulp
- een hulplijn moet kunnen
verwijzen naar tweedelijns gespecialiseerde hulp
Uit
de economische analyse van de hulplijnen in het VK en in Nederland leren we het
volgende :
- een bekendmakings- en sensibiliseringsbudget is noodzakelijk
- een bekendmakings- en sensibiliseringsbudget is noodzakelijk
- een hulplijn moet
gespecialiseerd zijn maar er moet ook voldoende gebruik van gemaakt worden,
zodat het beter is om één hulplijn voor een heel land of taalgebied goed uit te
bouwen
- er moet wel een netwerk van
regionale voorzieningen zijn die vervolgtherapie kunnen bieden
- onderzoekers hebben een
model ontworpen om de financiële winst te berekenen die een hulplijn kan
opleveren door misbruik te voorkomen (besparing op gerechtskosten,
slachtofferhulp,…)
gevolgen
voor therapie
Wat betekent dit voor de Vlaamse
context ? Het National Center for Social
Research schreef op basis van de Europese studie en de ervaringen op het
terrein in Nederland, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland en Finland een
praktische toolkit voor startende
hulplijnen (Paskell, Brown & McNaughton Nicholls, 2014). De toolkit
wil een instrument zijn voor alle landen van de Europese Unie waar men een
hulplijn wil starten die past bij de specifieke nationale of lokale
context. De toolkit beschrijft de belangrijkste punten om te overwegen bij het
ontwikkelen van een geschikte hulplijn voor een bepaald land, gebied of
gebruikersgroep.
Overwegingen
voor het ontwerpen van een hulplijn toegepast op de Vlaamse context zijn onder
meer :
-
Specialisatie : een hulplijn die mensen met pedofiele
gevoelens wil aanmoedigen hun schaamte en wantrouwen te overwinnen om contact
te zoeken, moet gespecialiseerd en anoniem zijn. Via de lijn moeten hulpverleners beschikbaar
zijn die vertrouwd zijn met het onderwerp en ervaring hebben met het bespreken
van de problematiek.
-
Vrijwillig : een hulplijn moet mensen kunnen aanspreken
die zelf de stap willen zetten, omdat ze zich zorgen maken over hun gevoelens
of gedragsimpulsen. Verwijzingen naar
politie of gerecht maken de drempel naar een hulplijn te hoog. Het heeft geen zin mensen te ‘verplichten’ om
naar een hulplijn te bellen of iedereen verdacht te maken die met ‘vreemde
seksuele gevoelens’ zit. Een hulplijn
werkt maar als de beller zelf aanvoelt dat hij een probleem heeft.
-
Modus
: een hulplijn kan best verschillende
contactmogelijkheden aanbieden, zoals telefoon, e-mail en chatten. Een online-hulpmodule zoals voor
alcoholverslaving ontwikkeld is, behoort zeker ook tot de mogelijkheden. Al deze hulpvormen vragen echter een eigen
specialisatie en training. Het lijkt
niet zinvol die regionaal verspreid over Vlaanderen aan te bieden.
-
Inhoud
: er is vraag naar informatie, sensibilisering,
advies en begeleiding en eventueel achterliggende gespecialiseerde
therapeutische ondersteuning. Dit
laatste vraagt een netwerk van therapeutische voorzieningen verspreid over het
Vlaamse landschap.
-
Structuur
: een hulplijn kan op zich ondersteuning en
eerste begeleiding bieden, maar moet daarnaast ook kunnen fungeren als
toegangspoort naar gespecialiseerde vervolgtherapie. De Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
lijken hiervoor aangewezen, bijvoorbeeld via hun forensische equipes. Toch is het belangrijk om bij deze vorm van
preventieve hulp verwijzingen naar ‘daderhulp’ te vermijden.
-
Doelgroepen
: een hulplijn kan zich in eerste instantie
richten naar mensen met seksuele gevoelens die een bedreiging kunnen zijn voor
kinderen en jongeren. Daarnaast kan een
hulplijn ook openstaan voor mensen uit de omgeving die met vragen zitten, en
voor hulpverleners.
-
Promotie
: een hulplijn moet gepromoot worden op een
manier die het een plek geeft in een brede preventievisie. Informatie die laagdrempelig beschikbaar moet
zijn voor het brede publiek hoort daar zeker bij.
conclusie
De onderzoekers besluiten dat
hulplijnen zinvol zijn en een bijdrage kunnen leveren binnen een breder
preventiekader waarbij aandacht is voor risicofactoren én beschermingsfactoren
(Thornton, 2013). Het onderzoek toonde
een duidelijke vraag aan naar een vertrouwelijke en gespecialiseerde hulplijn
die informatie, advies, ondersteuning en begeleiding aanbiedt. Ook bleek dat een hulplijn een
kosteneffectieve en kwalitatieve bijdrage kan leveren om kinderen en jongeren
te beschermen en de geestelijke gezondheid te bevorderen van mensen die last
hebben van pedofiele gevoelens.
Stop it Now! (2014).
A public health approach to tackling child sexual abuse: Research on
Stop it Now! UK and Ireland and Stop it Now! Netherlands. London: Stop it Now!. Online via http://www.natcen.ac.uk/media/329130/overview-of-study_complete-web.pdf.
ATSA - Association for the Treatment of Sexual Abusers
(2011). Sexual Abuse as a Public
Health Problem. Adopted by the ATSA
Executive Board of Directors on May 26, 2011.
Online via http://www.atsa.com/sexual-abuse-public-health-problem
Europees Parlement en Raad (2011). EU-Richtlijn ter bestrijding van
seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. 2011/92/EU van het EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD van 13 december 2011.
Paskell, C., A. Brown & C. McNaughton Nicholls (2014). Preventing child sexual abuse by helping
adults to manage their own behaviour: Establishing a helpline. London: NatCen Social Research. Online via http://socialwelfare.bl.uk/subject-areas/services-client-groups/children-young-people/natcen/preventing14.aspx
Thornton, D. (2013).
Implications for our developing understanding of risk and protective
factors in the treatment of adult male sex offenders. International Journal of
Behavioral Consultation and Therapy, 8(3 – 4): 62-65