inzichten uit het recente wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakt voor een professioneel en geïnteresseerd publiek

I.T.E.R.-Nieuwsbrief Volume 5 (4 - herfst)

Adolescente plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag: Criminele carrière en Levensgebeurtenissen

Ninke Duquet



Inleiding


Binnen het werkveld is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor het desistentieproces, m.a.w. het stopzetten van een criminele carrière. Er wordt niet langer enkel gekeken naar risicofactoren maar ook naar positieve factoren en levensgebeurtenissen die dit proces faciliteren. Voor jeugdige plegers specifiek geldt dat levensgebeurtenissen, geassocieerd met de overgang naar de volwassenheid, gezien kunnen worden als een beschermende factor.



Vraagstelling


De studie van van Den Berg, Bijleveld en Hendriks (2015) onderzocht de associatie tussen verschillende levensgebeurtenissen (huwelijk, ouderschap en tewerkstelling) en algemene misdrijven. Het onderzoek deed daarbij een beroep op 498 minderjarige plegers en maakte een onderscheid tussen 3 types: jongeren die feiten pleegden ten aanzien van kinderen, zij die feiten pleegden ten aanzien van leeftijdsgenoten en jongeren die SGG in groep pleegden.



Chantal van Den Berg, Catrien Bijleveld en Jan Hendriks (2015). The juvenile sex offender: criminal careers ands life events.


Bij een substantieel deel van de adolescente plegers start het desistentieproces bij het keerpunt van adolescentie naar volwassenheid, zoals tewerkstelling, huwelijk en/of ouderschap. Deze gebeurtenissen worden dan ook vaak gezien als een mogelijke verklaring voor de reductie of het stoppen van plegen van (zeden)feiten.  De verklaring voor dit –hypothetisch- verband verschilt echter per theorie en levensgebeurtenis:


Huwelijk

Wellicht spelen er verschillende processen een rol in het verband tussen een huwelijk en het afnemen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Sampson, Laub en Wimer, 2006). Allereerst is er binnen het huwelijk altijd een verantwoordelijkheid voor de partner. Ten tweede vindt er directe en indirecte supervisie en controle plaats door de partner. Ten derde zijn de dagelijkse routines veranderd. Als laatste kan ook opgemerkt worden dat er een cognitieve transformatie plaatsvindt, wat op zijn beurt de identiteit van de partner kan veranderen.

Skardhamar en Lyngstad (2009) vonden geen afname van delinquentie na het huwelijk maar stelden wel een graduele afname vast in de periode voor het huwelijk. De auteurs vermoeden dat de afname te verklaren is door de aanwezigheid van een stabiele relatie of het samenwonen voor een huwelijk.

Ouderschap

Verschillende mechanismen die de associatie tussen huwelijk en misdrijven verklaren, worden ook teruggevonden binnen het verband tussen het ouderschap en algemene misdrijven. Een ouder worden brengt nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee (Sampson & Laub, 2003), verandert de dagelijkse routine en beperkt de tijd die kan worden gespendeerd met leeftijdsgenoten (Warr, 1998). Alsook cognitieve veranderingen spelen hierbij een rol (Giordano, e.a., 2002).

Er wordt echter tegenstrijdig onderzoek gevonden wat betreft ouderschap en algemene misdrijven. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat ouderschap gelinkt is met een verhoging van algemene misdrijven (e.g. Farrington, & West, 1995; Zoutewelle-Terovan, e.a., 2014). Andere studies spreken dit dan weer tegen en vonden erg weinig evidentie hiervoor (e.g. Blokland & Nieuwbeerta, 2005).


Tewerkstelling
Verschillende criminologische onderzoeken geven aan dat participeren op de arbeidsmarkt, het plegen van misdrijven vermindert. Arbeidsparticipatie zorgt ervoor dat er minder tijd en mogelijkheden bestaan om misdrijven te plegen (Cohen & Felson, 1979). Andere theorieën geven dan weer aan dat participeren op de arbeidsmarkt zorgt voor een vermindering van misdrijven doordat er sociale normen en waarden worden aangeleerd (Sutherland & Cressey, 1978). In het onderzoek van Maruna (2001) wordt er teruggevonden dat arbeidsparticipatie als gevolg heeft dat een persoon zich identificeert met een niet-criminele levensstijl. Er worden dus verschillende redenen weerhouden voor de associatie tussen arbeidsparticipatie en misdrijven.



Wat leren we hieruit ?


De studie poogde de bestaande kennis over de levensloop van jeugdige plegers uit te breiden door na te gaan hoe conventionele volwassen rollen (i.e. huwelijk, ouderschap en tewerkstelling) gerelateerd zijn met het plegen van SGG in de minderjarigheid. De resultaten tonen aan dat adolescente plegers van SGG deze rollen minder opnemen dan hun leeftijdsgenoten.


De tewerkstelling van deze doelgroep op jongere leeftijd blijkt normaal en soms zelf verhoogd (gezien hun opleidingsniveau). Deze stagneert echter op latere leeftijd. De arbeidsloopbaan wordt gekenmerkt door periodes van werkloosheid. Ook vermindert hun participatie op de arbeidsmarkt naarmate ze ouder worden. De reden hiervoor is echter onbekend. Gebrek aan sociale vaardigheden en negatieve karakter eigenschappen die bij deze doelgroep horen kunnen indicaties hiervoor zijn. Deze zorgen voor het vroegtijdig beëindigen van contracten, wat op zijn beurt weer gevolgen heeft voor het vinden van een nieuwe job. Er kunnen echter wel verschillen teruggevonden worden tussen de verschillende types plegers. Jongeren die feiten pleegden ten aanzien van kinderen deden het beduidend slechter op de arbeidsmarkt. Tussen de twee andere groepen kan geen significant onderscheid worden gemaakt.


Voor het huwelijk kan hetzelfde stagnerende patroon teruggevonden worden, nadat een bepaalde leeftijd overschreden is, stappen er slechts weinigen nog in het huwelijksbootje. Er konden weinig verschillen binnen het huwelijk weerhouden worden tussen de drie verschillende types.

Tegen alle verwachtingen in bleek dat de plegers ten aanzien van kinderen op jongere leeftijd reeds kinderen kregen in vergelijking met de andere jeugdige plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat zij willen “overcompenseren” of “over aanpassen” doordat ze een druk voelen om te voldoen aan de sociale normen. Een andere mogelijke verklaring is dat plegers zich een conventioneel imago aan willen meten (door getrouwd te zijn en kinderen te krijgen), waardoor anderen hen sneller zullen vertrouwen. Dit zorgt er echter mogelijks voor dat de toegang tot toekomstige jonge slachtoffers gefaciliteerd wordt en dat er tevens minder kan is op de detectie hiervan dan bij volwassenen die niet getrouwd zijn en geen kinderen hebben.



Gevolgen voor therapie


De belangrijkste bevinding van dit onderzoek is dat ondanks alle moeilijkheden de doelgroep ondervindt op de arbeidsmarkt, tewerkstelling een vermindering van het plegen van (zeden)feiten kan teweeg brengen. Het is dus ook van groot belang dat deze bevindingen verder opgenomen worden binnen de beleidsmaatregelen.


Een tweede belangrijke bevinding is dat minderjarige plegers van SGG een heterogene groep blijken te zijn. Jongeren die SGG stelden ten aanzien van kinderen verschilden namelijk zeer sterk van andere types doordat ze geen voordeel halen uit het huwelijk of tewerkstelling. Tevens pleegden zij veel minder misdrijven tijdens de volwassenheid in vergelijking met de ander types. Verder onderzoek is echter aangewezen om deze verschillen grondiger te bestuderen.



conclusie


Het blijft belangrijk om in de begeleiding en behandeling van adolescente plegers van SGG niet enkel in te zetten op het verminderen van risicofactoren maar ook op het ontwikkelen en verhogen van beschermende factoren.
Deze beschermende factoren dienen ruimer gezien worden dan enkel rechtstreeks gelinkt aan het SGG. Men zou kunnen argumenteren dat, wanneer er binnen het therapeutisch proces aandacht is voor het opbouwen en verhogen van vaardigheden die de kans op een stabiele relatie, een adequate deelname aan de arbeidsmarkt en een positief invullen van ouderschap vergroten, men indirect ook werkt aan het voorkomen van nieuw seksueel grensoverschrijdend gedrag.


van Den Berg, C., Bijleveld, C., & Hendriks, J. (2015). The Juvenile Sex Offender Criminal Careers and Life Events. Sexual abuse: a journal of research and treatment, DOI: 10.1177/1079063215580967 (forthcoming).


Arnett, J. J. (2004). Emerging adulthood: The winding road from the late teens through the twenties. Oxford, UK: Oxford University Press.


Blokland, A., & Nieuwbeerta, P. (2005). The effects of life circumstances on longitudinal trajectories of offending. Criminology, 43, 1203-1240.


Cohen, E., & Felson, D. (1979). Principles of criminology. Philadelphia, PA: J. B. Lippincott.


Crutchfield, R. D., & Pitchford, S. R. (1997). Work and crime: The effects of labor stratification. Social Forces, 76, 93-118.


Farrington, D. P., & West, D. J. (1995). Effects of marriage, separation, and children on offending by adult males. In: J. Hagan (Ed.), Current perspectives on aging and the life cycle, Vol. 4 (pp. 249-281). Greenwich, CT: JAI Press.


Giordano, P. C., Cernkovich, S. A., & Rudolph, J. L. (2002). Gender, crime and desistance: Toward a theory of cognitive transformation. American Journal of Sociology, 107, 990-1064.

Sampson, R. J., & Laub, J. H. (2003). Life-course-desisters? Trajectories of crime among delinquent boys followed to age 70. Criminology, 41, 555-592.

Sampson, R. J., Laub, J. H., & Wimer, C. (2006). Does marriage reduce crime? A counterfactual approach to within-individual causal effects. Criminology, 44, 465-508.

Skardhamar, T., & Lyngstad, T. H. (2009). Family formation, fatherhood and crime: An invitation to a broader perspective on crime and family transitions (Discussion Paper No. 579). Oslo: Statistics Norway, Research Department.

Sutherland, E., & Cressey, D. (1978). Principles of criminology. Philadelphia, PA: J. B. Lippincott.


Warr, M. (1998). Life-course transitions and desistance from crime. Criminology, 36, 183-216.


Zoutewelle-Terovan, M., van der Geest, V., Liefbroer, A., & Bijleveld, C. (2014). Criminality and family formation: Effects of marriage and parenthood on criminal behavior for men and women. Crime & Delinquency, 60, 1209-1234.