inzichten uit het recente wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakt voor een professioneel en geïnteresseerd publiek

I.T.E.R.-Nieuwsbrief volume 4 (2 - lente)


Beschermingsfactoren en het desistentieproces

Stijn De Hert


inleiding
     “Waarom plegen mensen criminaliteit ?”  Deze vraag is de heilige graal van menig criminoloog.  Bij het formuleren van een antwoord komen we snel bij ‘risicofactoren’ terecht.  Dat zijn omstandigheden, situaties, eigenschappen, attitudes,... die het risico verhogen dat een bepaald persoon loopt om strafbare feiten te plegen.  Lang werd aangenomen dat het wegnemen van risicofactoren ervoor zou zorgen dat mensen ook geen criminaliteit meer zouden plegen.  De laatste 20 jaar is echter gebleken dat louter risicofactoren verwijderen niet volstaat.  De vraag “Waarom plegen mensen criminaliteit?” bleek niet voldoende.  Een nieuwe vraag trad op de voorgrond: ”Waarom stoppen mensen met het plegen van criminaliteit?”

Op het eerste zicht peilen de twee vragen naar hetzelfde.  Toch staan ze elk voor een fundamenteel andere visie op de behandeling van plegers. Eerder dan te vragen “Welke behandelmethoden voor plegers zijn succesvol om toekomstige misdrijven te voorkomen?”, wil de nieuwe vraag verkennen hoe verandering precies werkt en gaat ze op zoek naar factoren die mensen kunnen helpen om op het rechte pad te blijven (de Vries Robbé et al., 2015).  Die verandering blijkt geen plotse ommezwaai, maar een langdurig proces dat gepaard gaat met een fluctuerende motivatie en een mechanisme van hervallen en herpakken. Deze langzame overgang waarbij mensen hun criminele carrière afbouwen en een nieuw leven opbouwen binnen de grenzen van de wet heet: ‘desisteren’.  Het is de tegenhanger van het beter bekende woord ‘persisteren’. 


vraagstelling
De factoren die het risico vergroten op het plegen van nieuwe seksuele feiten, zijn in de literatuur veel bestudeerd en empirisch gevalideerd (Mann et al., 2010).  Over de factoren die plegers beschermen tegen herval in seksueel grensoverschrijdend gedrag is veel minder geweten. de Vries Robbé en collega’s trachten een eerste aanzet te geven om de reeds gekende factoren op te lijsten en samen te voegen in een aantal beschermende domeinen.  Het is de hoop van de auteurs dat deze domeinen in toekomstig onderzoek gebruikt worden bij de ontwikkeling van een instrument dat beschermende factoren taxeert, specifiek bij mensen die seksueel grensoverschrijdend gedrag gesteld hebben. 


Michiel de Vries Robbé, Ruth Mann, Shadd Maruna en David Thornton (2015). An exploration of protective factors supporting desistance from sexual offending.
De auteurs gaan op zoek naar mogelijke beschermende factoren die specifiek gelden voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ze verkennen 3 bronnen:

1. Wat is er in de literatuur te vinden?
  Voor algemene criminaliteit zijn er al een aantal beschermende factoren gekend die een desistentieproces kunnen ondersteunen.  Er wordt gesproken over ‘Turning Points’, of keerpunten (Laub & Sampson, 2001).  Toch gaat desistentie om een langzame overgang en niet om 1 enkel keerpunt waarop alles verandert.  Een turningpoint biedt veeleer momentum om het proces van verandering op gang te brengen, in beweging te houden of bij te sturen. Enkele voorbeelden van keerpunten zijn: stabiel werk vinden en houden, trouwen, ouder worden en abstinentie van alcohol en andere drugs (Laws & Ward, 2011).  Er is ook een attitudeverschil tussen desister en persisters. Desisters onderscheiden zich van persisters met een optimistische visie op het eigen lot, een sterk eigenwaardegevoel en het leveren van een betekenisvolle bijdrage aan de familie of de maatschappij (Maruna, 2001; Zamble & Quinsey, 1997; Burnett & Maruna, 2006; LeBel et al.,2008; Toch, 2000).  de Vries Robbé en collega’s werpen de hypothese op dat diezelfde ‘turning points’ en attitudes misschien ook van toepassing kunnen zijn op plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Hoewel er slechts weinig onderzoek is gevoerd naar beschermende factoren die specifiek opgaan voor plegers van SGG worden er toch enkele gevonden in de literatuur.  Desisters vertonen een sterke controlelocus, een versterkt gevoel van agency en de capaciteit om positieve uitkomsten te vinden voor negatieve gebeurtenissen.  De meest uitgesproken beschermende factor bleek: een plaats kunnen vinden in een sociaal netwerk, zoals familie of vrienden (Laws & Ward, 2011).

2. Tegenpolen van risicofactoren.
  Ten tweede vragen de auteurs zich af of de tegenpolen van de gekende risicofactoren beschouwd kunnen worden als protectieve factoren.  Het gaat dan niet over het louter ontbreken van een risicofactor, maar om het aanwezig zijn van de tegenpool van een risicofactor.  Voor de risicofactor ‘impulsiviteit’ is de tegenpool dus niet ‘een gebrek aan impulsiviteit’, maar wel ‘sterke zelfcontrole’.

3. Saprof
  Ten slotte gaan ze te raden bij een meetinstrument om protectieve factoren bij geweldplegers in kaart te brengen. Dit instrument heet SAPROF (de Vogel, de Ruiter, Bouman & de Vries Robbé, 2009, 2012).  Het mag ook gebruikt worden bij plegers van seksueel geweld.  Maar niet alle zedendelicten zijn geweldsdelicten.  Toch vragen de auteurs zich af of de beschermende factoren van dit instrument ook niet gelden voor alle zedenplegers.  De Saprof bevat 17 beschermende factoren die veelal dynamisch van aard zijn.  Ze worden onderverdeeld in 3 schalen: interne factoren, motivationele factoren en externe factoren.

de Vries Robbé en collega’s hebben uit de 44 protectieve factoren die ze in deze drie bronnen hebben aangetroffen acht beschermende domeinen gefilterd. Deze domeinen zijn niet empirisch gevalideerd. Maar ze bieden een aanzet voor het ontwikkelen van een meetinstrument dat beschermende factoren kan taxeren bij alle plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Elk domein handelt over een set vaardigheden en voorkeuren voor gedragingen die een beschermende rol kunnen spelen in het desistentieproces. Deze vaardigheden en neigingen kunnen altijd bestaan hebben, zichzelf ontwikkeld hebben vanuit reflectie over de feiten of getraind worden in therapie.

De domeinen die gevonden werden, zijn de volgende:
1. Gezonde seksuele interesses
Dit domein refereert naar de neiging om de voorkeur te geven aan seksuele relaties tussen instemmende volwassenen, samen met een gemiddelde ‘seksdrive’.  Van individuen met sterktes in dit domein kan een evenwicht verwacht worden tussen het zoeken naar seksuele voldoening en voldoening op andere domeinen.  Ze hebben een goede kennis over seksualiteit en hebben attitudes die leeftijdsadequate en op instemming gebaseerde relaties ondersteunen.
2.  Capaciteit voor emotionele intimiteit
Hier gaat het om vaardigheden die verband houden met het aangaan en onderhouden van hechte en voldoening gevende emotionele relaties met volwassenen.  Mensen met beschermende factoren in dit domein kunnen een vertrouwende en vergevingsgezinde houding tegenover anderen aannemen, hebben een voorkeur voor emotionele intimiteit met volwassenen en communiceren vlot met anderen.  De duidelijkste veruitwendiging van dit domein is een langdurige en emotioneel stabiele relatie met een volwassen partner hebben of gehad hebben.
3.  Constructief sociaal en professioneel ondersteuningsnetwerk.
Dit domein verwijst naar de capaciteit van een pleger om constructieve relaties aan te gaan met andere volwassenen, zowel op sociaal vlak als met personen in een hulpverlenings- of gezagscontext.  Mensen met protectieve factoren in dit domein hebben meestal een sociaal netwerk waarin het normaal is dat regels nageleefd worden.
4.  Doelgericht leven
Hier gaat het om zichzelf een doel kunnen stellen en de dagelijkse bezigheden zo te richten dat vooruitgang geboekt wordt om dat doel te bereiken.  Typisch voor mensen met sterktes binnen dit domein is goede zelfdiscipline, een versterkt gevoel van ‘agency’ en een sterke interne controle-locus.  Het gaat vooral om het gevoel dat iemand zijn of haar eigen leven zelf kan sturen.  
5.  Probleemoplossende vaardigheden
Binnen dit domein zitten de vaardigheden die er voor zorgen dat een persoon niet overweldigd raakt door de alledaagse problemen.  Mensen die deze vaardigheden missen kunnen naar antisociaal gedrag grijpen om hun leven weer onder controle te krijgen, of problemen eerder vermijden.
6.  Tewerkgesteld zijn, of een zinvolle dagbesteding hebben.
Dit domein gaat over de neiging om een leven te leiden met constructieve en belonende activiteiten waaruit een gevoel van voldoening voortkomt. Werk hebben is dan een voor de hand liggende protectieve factor.  Maar ook sport, sociale hobbies en zorg voor anderen kunnen een zinvolle dagbesteding bieden.
7.  Abstinentie van drugs en/of alcohol
Abstinentie is op verschillende manieren een beschermende factor. Het vermijden van intoxicatie maakt dat de cliënt minder in risicosituaties terechtkomt. Maar abstinentie is ook een training van de zelfcontrole.  Externe motivatoren zoals hulpverlening, of context kunnen een persoon hierin ondersteunen.
8.  Hoopvolle, optimistische en gemotiveerde attitude t.o.v. desistentie
Binnen dit domein vallen optimistische cognitieve patronen die verandering stimuleren.  Typisch voor dit domein zijn plegers die therapie zien als een kans of een ‘turning point’.


wat leren we hieruit
de Vries Robbé et. al. hebben 44 gekende protectieve factoren onderverdeeld in acht verschillende domeinen. Het valt op dat enkel het eerste domein specifiek gelinkt is aan seksuele vaardigheden.  De andere domeinen omvatten algemene thema’s die zich binnen en buiten de cliënt situeren.  Dit versterkt de idee dat seksueel misbruik complexer is dan een oncontroleerbare drang waardoor herval onvermijdelijk is.  Ook situationele, socio-economische en psychologische factoren spelen een belangrijke rol zowel bij het tot stand komen van het delict als bij het desistentieproses.

Wanneer deze protectieve factoren niet worden meegenomen in de risicotaxatie kan het hervalrisico overschat worden.  Onderzoek geeft aan dat wanneer ook beschermende factoren betrokken worden in de taxatie, het ingeschat hervalrisico meer genuanceerd is en dichter aanleunt bij de werkelijkheid (Rogers, 2000; de Vries Robbé, de Vogel & Douglas, 2013).


gevolgen voor therapie
Om een therapeutisch traject aan te gaan met een zedenpleger (of eigenlijk met elke forensische cliënt), is het een grote valkuil alles op alles te zetten om elke hervalrisicofactor in kaart te brengen en te gaan controleren.  Uiteraard is een goed zicht op de verschillende criminogene behoeften belangrijk.  Maar een eenzijdige kijk op enkel risicofactoren leidt tot een overschatting van het hervalrisico.

Andrews en Bonta stellen in hun RNR principes (2007) dat de intensiteit van een behandeling dient afgestemd te zijn op het hervalrisico.  Plegers met een hoog hervalrisico hebben nood aan een intensieve, langdurige behandeling. Plegers met een laag hervalrisico hebben baat bij een minder intensieve en kortere behandeling.  De intuïtieve regel: ’hoe meer therapie, hoe zekerder we zijn dat de persoon niet zal hervallen’ gaat niet op.  Verschillende auteurs pleiten er dan ook voor om bij de behandeling van plegers met een laag risico vooral te focussen op andere doelen dan terugvalpreventie, zoals herstel en rehabilitatie (Hanson e.a., 2009).  Door protectieve factoren mee te nemen in taxatie, krijgen therapeuten een beter zicht op het hervalrisico en kunnen ze de intensiteit en inhoud van het therapeutisch traject nauwkeuriger bepalen.

Overschatting door risicotaxaties kan verder ook leiden tot pessimisme bij therapeuten en onnodig lange behandelingen, wat zowel voor maatschappij als voor cliënt een kostelijke zaak wordt. (Roger, 2000; Miller, 2006)

Ook bij het opstellen van een behandelplan is het van belang niet enkel te focussen op risico’s, maar ook op de aanwezige sterktes. Een eenzijdige focus op de tekortkomingen van de cliënt kan door hem/haar als ‘unfair’ gepercipiëerd worden (Attrill & Liell, 2007) en de therapeutische band hypothekeren.

Ten slotte is het desistentieperspectief ook een uitnodiging voor therapeuten om hun paradigma in vraag te stellen.  Bekijken we forensische cliënten als een pakket risico’s dat onvermijdelijk nieuwe feiten zal plegen ?  Of bekijken we onze cliënten als mensen met sterktes, zwaktes, kwetsbaarheden en weerbaarheden ?  


conclusie
In het artikel wordt geijverd voor een grotere aandacht voor protectieve factoren bij risicotaxatie.  Vanuit de forensische therapeutische praktijk is er reeds een verschuiving te zien naar het ‘Good Lives Model’ (Ward & Gannon, 2006).  Dit behandelmodel is gebaseerd op sterktes in plaats van tekortkomingen.  Het heeft een belangrijke rol gespeeld om binnen forensische therapie de nadruk weg te halen van de eerder confronterende aanpak van de jaren ’80.  Maar bij taxatie-instrumenten en algemene therapie worden plegers van zedenfeiten soms enkel op tekorten en risico’s gewezen.  Nochtans stijgt de kans op een delictvrije toekomst, als er ook aandacht is voor beschermings- en desistentiefactoren.

In drie verschillende bronnen werden een aantal protectieve factoren gevonden.  Deze factoren kunnen een pleger ondersteunen in hun desistentieproces.  Daarmee wordt niet bedoeld dat plegers hun leven op een moment volledig omgooien, maar het gaat om een traag proces van verandering waar hervallen en herpakken soms inherent deel van uitmaken.  Uiteraard is het niet zo dat plegers die op alle beschermende domeinen heel sterk scoren nooit nieuwe feiten plegen.  Maar aandacht voor protectieve factoren in taxatie maakt dat het risico genuanceerder ingeschat wordt. Dit heeft een aantal positieve gevolgen voor de cliënt en de slaagkansen van therapie.


Vries Robbé, de, M., Mann R., Maruna S., Thornton D. (2015).  An exploration of protective factors supporting desistance from sexual offending.  Sexual Abuse: A journal of research and treatment, 1, 16-33.


Andrews, D. A., Bonta, J., Hoge, R. D. (1990). Classification for effective rehabilitation: Rediscovering psychology. Criminal Justice and Behavior, 17, 19–52.

Attrill, G., & Liell, G. (2007). Offenders views on risk assessment. In N. Padfield (Ed.), Who to release? Parole, fairness and criminal justice (pp. 191-201). Cullompton, UK: Willan.

Burnett, R., & Maruna, S. (2006). The kindness of prisoners: Strength-based resettlement in theory and in action. Criminology & Criminal Justice, 6, 83-106.

Hanson, R.K., Bourgon, G., Helmus, L., & Hodgson, S. (2009).  The principles of effective correctional treatment also apply to sexual offenders: a meta-analysis. Criminal Justice and Behavior, 36(9), 865-891.

Laub, J., & Sampson, R. (2001). Understanding desistance from crime. Crime and Justice: A Review of Research, 28, 1-70.

Laws, D. R., & Ward, T. (2011). Desistance from sex offending: Alternatives to throwing away the keys. New York, NY: Guilford Press.

LeBel, T. P., Burnett, R., Maruna, S., & Bushway, S. (2008). The “chicken and egg” of subjective and social factors in desistance from crime. European Journal of Criminology, 5, 131-159.

Mann, R. E., Hanson, R. K., & Thornton, D. (2010). Assessing risk for sexual recidivism: Some proposals on the nature of psychologically meaningful risk factors. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 22, 191-217.

Miller, H. A. (2006). A dynamic assessment of offender risk, needs, and strengths in a sample of pre-release general offenders. Behavioral Sciences & the Law, 24, 767-782.

Maruna, S. (2001). Making good: How ex-convicts reform and rebuild their lives. Washington, DC: American Psychological Association.

Rogers, R. (2000). The uncritical acceptance of risk assessment in forensic practice. Law and Human Behavior, 24, 595-605.

Toch, H. (2000). Altruistic activity as correctional treatment. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 44, 270-278.

Vogel, de, V., Ruiter, de, C., Bouman, Y., & Vries Robbé, de, M. (2009). SAPROF: Guidelines for the assessment of protective factors for violence risk (English version).  Utrecht: Forum Educatief.

Vogel, de, V., Ruiter, de, C., Bouman, Y., & Vries Robbé, de, M. (2012). SAPROF: Guidelines for the assessment of protective factors for violence risk (2nd ed.). Utrecht: De Forensische Zorgspecialisten.

Vries Robbé, de, M., Vogel, de, V., & Douglas, K.S. (2013). Risk factors and protective factors: A two-sided dynamic approach to violence risk assessment. Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 24, 440-457.

Ward, T., & Gannon, T. (2006). Rehabilitation, etiology, and self-regulation: The good lives model of sexual offender treatment. Aggression and Violent Behavior, 11, 77-94.

Zamble, E., & Quinsey, V. L. (1997). The process of criminal recidivism. Cambridge, UK: University of Cambridge Press.